De kloof en het kippenhok

Niet lang voordat ik naar India ging, las ik het boek The White Tiger, dat het land voor me tot leven wekte nog voordat ik er ook maar een stap had gezet. In een paar honderd meeslepende pagina’s ontvouwt zich de wonderlijke levensgeschiedenis van de arme plattelandsjongen Balram Halwai, die als privéchauffeur –maar eigenlijk huisslaaf – in de grote stad belandt bij de rijke Mr. Ashok. Het is een tragikomisch en intrigerend boek waarin Aravind Adiga een vlijmscherp beeld schetst van de verhoudingen in het snel globaliserende India.

Eenmaal in India moest ik direct aan Balram denken toen ik Gogan ontmoette, een kleine, zachtaardige jongen die overdag alles regelde in het hotel in Chennai waar we de eerste nachten sliepen. Het was bloedheet, 42 graden overdag en tegen de 35 ’s nachts, en terwijl wij in een door airconditioning verkoelde kamer sliepen, lag Gogan in de receptie op de grond onder een fan, voer voor de vele muggen die er rondhingen.

Ik sprak af en toe met hem en kwam zo wat te weten over zijn leven. Het leek wel wat op dat van Balram. Ook hij had zijn familie achtergelaten om werk te zoeken in de grote stad. Maar ook hij was in feite huisslaaf geworden: naast zijn werk in het hotel moest hij 24 uur per dag ter beschikking staan voor zijn baas en diens familie. Zijn situatie wekte direct onze medelijden en verbazing, maar toen we later reizend door India nog talloze andere Balrams ontmoetten, beseften we dat dit hier niets vreemds is. Iets wat ik eigenlijk ook al wel uit The White Tiger wist.

Het gapend gat tussen rijk en arm is hier namelijk een dagelijkse realiteit. De Indiase economie groeit al jarenlang met 8-10 % per jaar, maar de vruchten van de groei worden vooral geplukt door de rijken en de stadse middenklasse: de 10% rijksten verdienen maar liefst 33% van het nationaal inkomen.

Aan de onderklasse van honderden miljoenen Indiërs gaat de economische voorspoed grotendeels voorbij. Want ondanks de groei moet nog altijd bijna driekwart van de bevolking (en dat zijn meer dan 800 miljoen mensen) rondkomen van minder dan 2 dollar per dag. Een kwart leeft zelfs onder de door de overheid getrokken armoedegrens van 0.40 dollar per dag.

Het grootste deel van de arme, onderdrukte bevolking leeft op het platteland, of “The Darkness”, zoals Aravind Adiga het in The White Tiger noemt. Ondanks dat het kastesysteem officieel is afgeschaft, bepalen traditie en kaste daar nog steeds wat je kunt bereiken het leven. Balram Halwai is de uitzondering die de regel bevestigt. De Halwais zijn van oudsher “sweetmakers”: ze maken zoetigheden en snacks. Balram breekt met die traditie, verlaat zijn familie en zijn baan in het theehuis om chauffeur te worden in de grote stad en het te maken in “The Light”.

Maar de meeste Balrams nemen zonder morren de plaats in die de maatschappij, waar de onderdrukkers de dienst uit maken, hen toebedeeld. Zo is Gogan al jaren loopjongen, of huisslaaf, en dat zal hij misschien wel altijd blijven want de kloof lijkt niet te overbruggen. Toch is het een raadsel waarom de onderdrukte onderklasse haar lot zo lijdzaam en zonder morren ondergaat, terwijl de machthebbende en onderdrukkende minderheid hun gang gaat en in alsmaar groeiende weelde leeft.

De onderdrukkers hebben in India weinig te vrezen, omdat de onderdrukten hun plaats kennen. Hun serviliteit houdt hen binnen “The Rooster Coop”, zoals Aravind Adiga het noemt; een kippenhok waaruit niemand durft ontsnappen. Sterker nog: als je iemand in het kippenhok de sleutel van zijn emancipatie geeft, zo zegt hij, dan gooit hij die gewoon naar je terug. Aan de kolossale ongelijkheid tussen de sociale klassen in India zal dus niet snel iets veranderen.

Deze blog verscheen eerder op De Aziatische Tijger

Leave a Comment