Leef1

Shaffy in Sri Lanka

Het strand in Tangalla, Zuid Sri Lanka is verlaten. Het is off-season en er zijn nauwelijks toeristen. De voetstappen die we vroeg in de ochtend hebben achterlaten in het zand zijn een paar uur later nog steeds de enige. De middagzon brandt op onze huid en al belooft de prachtige turquoiseblauwe zee verkoeling, ze is te ruig om in te zwemmen. We snellen over het hete zand terug naar het hotel voor een duik in het zwembad. Over onze ontmoeting en het gesprek van zoeven met Tony Jayawarna raken we ondertussen maar niet uitgepraat.

“Hij bleef hier een week of twee. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Ik was een jaar of twaalf denk ik toen. Ik vond hem zo’n aardige man. En gul. “Op een dag ben ik samen met een groepje jongens met hem naar het dorp gegaan en heeft hij voor ons allemaal kleren gekocht”. Tony glimlacht breed. Z’n lippen onthullen een bijna fluorescerende oranjerode tong en uit zijn tandvlees steekt een bruingekleurde rij tanden. Dan kauwt hij weer tevreden verder op zijn betelnoot.

We staan bij het kleine haventje van Tangalla, waar tientallen houten vissersboten schots en scheef bij elkaar liggen. Tony wijst langs de boten naar de punt van de landtong waaraan het stadje ligt. Er staat een eenvoudig groen gebouw met grote bomen in de tuin. “Dat is het oude resthouse. Daar sliep hij twee weken lang. Wat een aparte man was het! Hij zei dat hij Ramses Shaffy heette. Iedereen was van hem onder de indruk. Dat hij een bekende zanger was in Nederland hoorde ik pas veel later”.

Nog steeds ongelovig kijk ik Tony aan. Het is bekend dat Shaffy in de jaren ’80 vaak in India was. Het kan heel goed zijn dat hij toen ook in Sri Lanka is geweest. Tony is nu een jaar of veertig en heeft een grote ronde buik waaromheen hij een sarong heeft geknoopt. Maar de twinkeling die in zijn ogen verscheen toen hij zijn verhaal over het bezoek van Shaffy begon, is die van een jongen van twaalf. Achtentwintig jaar later is zijn herinnering aan hun ontmoeting nog zeer levendig.

“Wat weet je nog meer?” stamel ik, een groot bewonderaar van Shaffy. Gretig diept Tony details op uit zijn geheugen. “Hij had veel energie. Hij ging laat naar bed omdat hij elke avond feestte, maar hij stond vroeg op en dan begon hij weer met drinken. Bier en wat later wijn en arrack. Hij was een jaar of vijftig denk ik, maar hij zag er nog jong uit. En hij zong vaak. Hij had een goede stem”. Tony lijkt het zelf ook nog steeds niet te geloven. “Later heeft hij me nog brieven gestuurd, en een foto van een optreden. Hij bleek beroemd te zijn, maar hier gedroeg hij zich als een van ons. Het waren geweldige dagen”.

Ik vertel dat ik Shaffy in de laatste jaren van zijn leven een paar keer heb ontmoet, vlakbij het verzorgingshuis in Amsterdam waar hij toen werd verpleegd. “Hij was toen al oud en dement, maar maakte nog altijd veel indruk”, leg ik uit. “Hij had voor iedereen een glimlach. Hij overleed vlak voor de geboorte van onze zoon die we bijna naar hem hebben vernoemd”. Tony’s gezicht betrekt en ik realiseer me dat hij het nieuws van zijn overlijden, inmiddels al weer twee en half jaar geleden, nog niet heeft vernomen.

“Wat jammer dat hij er niet meer is”, zegt hij na een korte stilte. “Helaas ben ik al z’n brieven kwijtgeraakt met de tsunami van 2004. En ook de foto die ik van hem had gekregen is weg. Maar de herinnering aan die dagen samen met hem in Tangalla raak ik nooit kwijt “. Met de belofte dat we hem een nieuwe foto zullen sturen nemen we afscheid en we lopen het verlaten strand weer op richting ons hotel. Ramses Shaffy is niet dood. Hij leeft voort in vele herinneringen. Ook in Sri Lanka.

Deze blog verscheen eerder op Aziatische Tijger

Leave a Comment