“Daar gaat weer wat, verdomme. Hoe haal je het toch in je hoofd?”, verzucht mijn Nederlandse medereiziger geïrriteerd. Hij wijst over de rand van de reling. Als ik me vooroverbuig zie ik een leeg bakje Popmie en een plastic fles in het zeewater drijven. Ik trek mijn schouders op en schud meewarig mijn hoofd. Ik begrijp het net zo min als hij. Onder mij voeren de donkerblauwe golven het afval mee, verder de oceaan op.
De afgelopen uren hebben onze Indonesische medepassagiers op de veerboot naar Flores al tientallen verpakkingen, flessen, zakjes en lege sigarettenpakjes uit de boot geslingerd. Een klein jongetje loopt de hele tijd heen en weer naar de reling met felgekleurde snoeppapiertjes. Een voor een fladderen ze langs de boot het water in. De ouders van het kind kijken niet op of om. Wij ergeren ons rot.
De troep verdwijnt snel uit beeld, maar voorbij de horizon stapelen de problemen zich letterlijk op. Zeeën en oceanen raken ernstig vervuild. Zo drijft ergens in de Grote Oceaan een enorme kunststofarchipel, waar zeestromen gedumpt vuil bijeen vegen. Het is een plastic soep verspreid over een gebied met een oppervlakte van inmiddels zo’n 34 keer die van Nederland. Niemand weet een oplossing, maar de gevolgen voor het milieu zijn desastreus.
Het lukt ons niet het vuilgooien te negeren. Af en toe maken we een afkeurend gebaar, maar er echt iets van zeggen doen we niet. In plaats daarvan gaan we als gedragskundigen op zoek naar een verklaring. Misschien weten deze mensen niet dat plastic weggooien vervuilend is, omdat ze dat nooit is verteld? Of misschien maakt het hen niets uit dat de zee en de stranden in snel tempo vervuilen? Sterker nog: het vuil dat bij havens zichtbaar in zee dobbert, lijkt afval in zee gooien eerder aan te moedigen.
Ik leg de vraag voor aan Agus, die naast ons aan de reling staat. Hij lacht als hij onze verbazing hoort. Met een peinzend gezicht inhaleert hij lang van z’n sigaret. “Tja, mensen gooien hun afval weg, want dan zien ze het niet meer“, begint hij. “Ik denk dat ze zich niet realiseren dat het zo vervuilend is. Ze zijn onwetend en denken niet na over het milieu. Misschien moet je mensen dat eerst vertellen.”
Een tijdje denk ik over zijn reactie na. Misschien wordt er op scholen, in kranten en op de televisie in Indonesië niet veel aandacht besteed aan het milieu, maar je hoeft niet perse te leren dat plastic vervuilt, je kunt het ook zien. Er zijn passagiers op de boot die wel de vuilnisbakken gebruiken die her en der verspreid staan, of die hun vuil verzamelen in een zak. Zouden die dan meer om het milieu geven?
We discussiëren de rest van de reis door, maar vinden geen bevredigende verklaring. Als we uren later de haven van Luabanbajo naderen, prachtig gelegen aan een lichtblauwe koraal zee, komen de passagiers langzaam in beweging. Ook wij pakken onze spullen bij elkaar. Het gezin naast ons knoopt een zak opgespaard afval dicht.
Dan verdwijnt de zak met een ferme zwaai over de reling. We kijken elkaar perplex aan. Zullen we op de gooier afstappen en hem streng toespreken? “Weet u wel dat het heel vervuilend is wat u doet? Plastic vergaat niet en maakt het leven in de zee langzaam kapot. De zee waar heel veel mensen afhankelijk van zijn. U ook!” Het gezin loopt voor ons langs naar de uitgang. We zeggen niets. De zak drijft langzaam weg.
Wat schokkende cijfers: De kunststofarchipel in de Grote Oceaan bevat mogelijk meer dan 100 miljoen ton vuil. Veel van het zee zwerfvuil is afkomstig van kustgebieden. In Indonesië, een land van 240 miljoen zielen wordt plastic afval een steeds groter probleem: er wordt zo’n 4 miljoen ton (!) plastic per jaar geproduceerd. In Bali alleen al worden bijvoorbeeld 30 miljoen plastic flessen per maand verbruikt. Plastic wordt in Indonesië nog maar weinig gerecycled. Het meeste vuil wordt verbrand, maar een aanzienlijk deel van het plastic afval wordt geloosd in zee.
Deze blog verscheen eerder op Aziatische Tijger