VrouwmetBetelnootBena-2

Flores, mijn eiland

Een lange versie van dit verhaal verscheen als reisreportage in het winternummer van East! Down Under Magazine met als titel “Flores, eiland van tradities en ceremonies”.

“Flores is mijn eiland, en Ngada is mijn thuisland. Ik ben heel blij en trots dat ik jullie rond mag leiden”, zegt Johannes Berchmans met zachte stem. “Wat jullie de komende dagen gaan zien” vervolgt hij zijn veelbelovende introductie, “behoort tot het beste wat Flores te bieden heeft.”

Vanaf Bajawa neemt een kleine bus ons mee op weg door het platteland van de provincie Ngada. Johannes, een vrolijke dertiger met een kort en stevig postuur, is onze gids en zit op een stoel voor in de bus, met in zijn hand een grote, glanzende microfoon. Hij lacht breeduit en stelt ons voor aan zijn collega’s, chauffeur Alfred en tour manager Emil, die beleefd naar ons knikken. Terwijl de bus over de smalle weggetjes door de hooglanden van Bajawa naar het zuiden rijdt, vertelt Johannes ons alles wat we moeten weten over de tradities en het moderne leven van zijn volk.

We rijden langs de flanken van Gunung Inerie, met daartegenaan kleine plukjes houten huizen met rieten daken. Terwijl Johannes de dorpelingen langs de weg begroet, kijk ik uit het raam. Het is een spectaculair uitzicht: de perfect driehoekige gevormde vulkaan steekt met zijn 2200 meter, hoog boven het groene landschap uit.

Even laten zwaaien twee kleine kinderen die aan de andere kant van de weg aan de hand van hun moeder lopen, in de richting van de bus. “Dat zijn mijn vrouw en kinderen!” roept Johannes enthousiast. Ze kijken trots naar hun vader voorin de bus vol toeristen. Aan de andere kant waakt de imposante vulkaan over hun boerenland.

Door de stromende regen bereiken we Bena, een traditioneel dorp, gebouwd tegen de slopen van Gunung Inerie. Zodra de bus stopt, houdt het plots op met regenen. We worden geëscorteerd naar een stenen rand bij de ingang naar het dorp. Er staan twee rijen houten huizen, met hoge, rieten daken, met de ingang naar elkaar toe gebouwd. Ertussen leidt een breed pad omhoog.

In de open ruimte aan het begin van het dorp, staan vernuftig gebouwde miniatuurhuisjes, bedoeld om de voorouders te eren. Aan de rand liggen een aantal bescheiden stenen graven. We lopen helemaal omhoog naar een groot, stenen plateau aan de uiterste rand van het dorp. Vrouwen weven doeken voor de deur van hun huis. Een groepje mannen drinkt koffie. Als de eerste warme regendruppels uit de lucht vallen, haast Johannes ons weer terug naar de bus en rijden we naar Bajawa voor het diner.

De volgende dag vertrekken we al vroeg. Onze stoïcijnse chauffeur Alfred rijdt ons naar het dorp Wakomenge, een paar kilometer van Bajawa. Het is prachtig gesitueerd, in de schaduw van een bergpiek. Kleine kinderen spelen tussen de graven van hun voorouders, en ondertussen bereidt een groep oudere kinderen en volwassenen zich voor op het uitvoeren van een ceremoniële dans.

Na deze prachtige ceremonie rijden we verder naar het oosten. We passeren het dorp Wogo en doorkruisen het Ngakeo-district. Een paar uur later bereiken we het dorp Nangoro. Vanaf hier loopt de weg helemaal langs de kust door naar Ende.

We stoppen in Nangapanda, ook wel Blue Stone Beach genoemd, waar we een frisse duik nemen in de kalme zee. Op het strand verzamelen mensen uit nabijgelegen dorpen blauwe stenen die over het witte zand verspreid liggen. Ze zullen ze verkopen aan lokale kooplui, die ze op hun beurt weer verkopen aan handelaren op Bali en Java. Vanaf daar vinden ze hun weg naar boetiekjes en winkels.

Na een poosje kijkt tourmanager Emil op zijn horloge en legt ons uit dat hij ons naar een specifieke plek langs de kustweg naar Ende wil meenemen. Volgens hem is dat de ideale plek om van de zonsondergang te genieten. “En die wil je echt niet missen!”, verzekert hij ons, “we vertrekken over een half uur, zorg dat je dan weer bij de bus bent”.

Een zachte stem van boven me haalt me uit mijn dagdroom. “Kom, de bus vertrekt over een paar minuten.” Ik open mijn ogen, krabbel op en loop samen met Johannes over het witte zand en de blauwe stenen terug naar de groep.

Als we bijna bij de bus zijn, maak ik stilletjes een belofte aan mezelf: ik kom snel weer terug naar Flores. Precies op dat moment houdt Johannes zijn pas in, draait zich naar me toe en toont zijn brede lach. Alsof hij me gehoord heeft, zegt hij: “Volgens mij vind je het mooi hier op mijn eiland.” Ik zeg niets, maar lach slechts breeduit terug.

Leave a Comment