FKK7

Alle Chinezen lijken op elkaar

Als kind dacht ik dat alle Chinezen op elkaar leken. Ik kende er geen, en al stroomde er Chinees bloed door de aderen van mijn Indische voorouders, het beeld dat ik had van een Chinees was het standaardbeeld dat ik in tekenfilms zag.

Ik moest hier afgelopen week ineens aan terug denken toen we in een klein en afgelegen Portugees dorpje een Chinees winkeltje tegenkwamen. De derde al in een paar dagen en het leek weer dezelfde karikatuur van een Chinese winkel met lampionnen aan de gevel, die overal had kunnen staan. Ook het gezin die de winkel runde, leek er in eerste instantie hetzelfde uit te zien. Maar natuurlijk leek dat alleen maar zo. Ik merkte de verschillen simpelweg niet op.

Cross-race effect

Op de middelbare school maakte een leraar een keer de opmerking dat “Chinezen voor ons misschien wel allemaal op elkaar leken, maar dat zij dat ook van alle blanke westerlingen vonden”. Hoe dat kwam, legde hij niet uit. Het kwam wat raar op me over. Bovendien vond ik het jammer dat hij de enige Chinese jongen in de klas niet om zijn mening vroeg.

Toch had die leraar op de middelbare school een beetje gelijk. Tenminste, psychologisch onderzoek laat zien dat iedereen moeite heeft met het herkennen van gezichten van iemand van een andere etniciteit. Dat wordt ook wel het cross-race effect genoemd en komt waarschijnlijk omdat er een soort stereotype karikatuur of prototype van de etnische categorie wordt geactiveerd, waardoor je de unieke kenmerken van dat individu moeilijker ziet. En dit gebeurt niet alleen bij uiterlijkheden, ook bij andere eigenschappen.

Karikaturale prototypes

Die karikaturale prototypes van de Chinees, de Eskimo en de zwarte worden ons al vroeg aangereikt, bijvoorbeeld in Disneyfilms of Kuifjestrips, en vormen een goede voedingsbodem voor allerlei vooroordelen die, als je niet uitkijkt, hardnekkig blijven bestaan.

Maar wist ik veel. In het dorp waar ik toen woonde, bestond de wereld nog grotendeels uit vooroordelen. Zo werd ik door de buurvrouw van een vriendje Webster genoemd, naar de hoofdpersoon uit de gelijknamige televisieserie uit de jaren ‘80. Ik was het enige donker gekleurde jongetje uit de buurt, en Indisch en Afro-Amerikaans leken voor haar blijkbaar hetzelfde.

De Chinese manier

Ik raakte bevriend met de Chinese jongen uit mijn klas en ging ik werken in het restaurant van zijn ouders. Dat heette (natuurlijk) ‘Restaurant China‘ en had, net als het enige andere Chinese restaurant in het dorp dat (uiteraard) ‘De Lange Muur‘ heette, ook lampionnen aan de gevel.

Door het contact met hem en zijn familie leerde ik de Chinese gemeenschap in Nederland kennen. Dat alle Chinezen op elkaar leken, vond ik al gauw niet meer. Oké, in bepaalde opzichten wel. Maar niet zozeer qua uiterlijk als wel qua doen en laten. Zo vond ik de meesten vrij traditioneel en conservatief. Mijn vriend zou bijvoorbeeld nooit voor een Nederlands meisje kiezen. In zijn familie moesten dingen op een bepaalde manier gebeuren, legde hij me uit: de Chinese manier.

Zijn ouders, die in de jaren zeventig vanuit China in het kleine Noord-Hollandse dorp neerstreken, hielden namelijk stevig vast aan hun cultuur. Ook hij moest trouw zijn aan z’n afkomst, een Chinees meisje vinden en net als hen hard werken. Zelf vond hij vooral de ondernemersgeest typisch Chinees. “Chinezen zijn gokkers, handelaars en ondernemers, je komt toch niet voor niets overal Chinezen tegen?” zei hij me eens. Hij had gelijk: al is het Lesotho, Belize of een Portugees bergdorpje, Chinezen vind je overal.

Pindachinees

Of hij alle blanken op elkaar vond lijken, zoals onze leraar beweerde, heb ik hem nooit gevraagd. Mij noemde hij in die tijd ‘pinda’. Ironisch genoeg is dat afkomstig van pindachinees, zoals vooroorlogse Chinese pindaverkopers ‘liefkozend’ werden genoemd. Maar die scheldnaam kregen Indo’s bij aankomst in Nederland voor het gemak ook. Voor de Hollander was werkelijk alles wat van ver kwam één pot nat. Maar daarover een andere keer misschien meer.

Deze blog werd eerder gepubliceerd op Frontaal Naakt

FKK13

Guimarães

nze zomer in Portugal was al geslaagd, maar we bleken het beste voor het laatst te hebben bewaard: Guimarães, de kraamkamer van Portugal. Hier huist de ziel van het land en is al het moois verzameld: van architectuur en geschiedenis tot kunst en mode. Zelfs de mensen lijken hier mooier. Wie houdt van oude steden, cultuur, heerlijk eten en drinken, móet hierheen.

Schoonheid

Ik had wel eens van Guimarães gehoord. Iets met voetbal geloof ik, verder niet. Ik had dus ook geen enkel idee hoezeer een bezoek de moeite waard zou zijn. Het eerste dat opvalt is de schoonheid. In het historische centrum, geheel UNESCO werelderfgoed, vind je het ene na het andere monumentale pand met de gevel beplakt met Azulejos, beschilderde keramieken tegels, soms met historische of Bijbelse taferelen.

Ook zijn de straten letterlijk brandschoon en de gebouwen perfect onderhouden. Aftanse, vervallen (maar toch ook mooie) panden, zoals in Porto, vind je hier niet. Volgens iemand die ik spreek was dat tot 15 of 20 jaar geleden nog wel zo, maar met Europees geld werd het centrum helemaal opgeknapt. Vorig jaar was Guimarães culturele hoofdstad van Europa en werd het nog maar eens onder handen genomen.

Het centrum is vrij klein en prima te voet te doen. Er zijn hier en daar wel wat steile straten, want de binnenstad is gebouwd op een heuvel met helemaal bovenop het kasteel van Guimarães. Dit is heilige grond voor de Portugezen. De eerste koning, Afonso Henriques, werd hier geboren en won vlakbij de beslissende veldslag die Portugezen beschouwen als het begin van hun onafhankelijkheid. Als je van ridders, zwaarden en strijdverhalen houdt, kun je hier je hart ophalen.

Feest

Wij niet. Wij vallen op een andere manier met onze neus in de boter. Want het is Gualterianas, een folkloristische feestweek die sinds 1906 jaarlijks gehouden wordt en in het teken staat van dans, theater en muziek. We zijn niet perse fan van volksdansen, trommelaars en fluitmuziek, maar de sfeer werkt aanstekelijk. De straten, pleinen en parken staan dag en nacht vol met duizenden mensen, overal is reuring en vrolijkheid. En wij doen mee.

We kunnen niet anders. Hele families zijn met elkaar op stap, en zelfs opa’s en oma’s en kleinkinderen feesten tot laat mee op straat. Naast de volksdansuitvoeringen overdag, spelen er ’s avonds een paar vreemde, experimentele livebandjes voor het wat jongere, hippe publiek. Voornamelijk kettingrokende meisjes met glaasjes port en zweterige jongens met baarden en flesjes bier. Maar feesten kunnen ze.

Eten

Ondanks ons enthousiasme over Portugal, is er toch ook een duidelijk minpunt: het eten. De Portugese keuken is zonder twijfel heerlijk, maar als je vegetarisch wilt eten zoals wij, voel je je een dolende in de woestijn. Er is bedroevend weinig keus, in de meeste restaurants kun je een omeletje met kaas nemen of een salademix. Niet echt een feest. We hadden ons er na 3 weken al bijna bij neergelegd, tot we hier in Guimarães eindelijk een aantal restaurants tegenkomen waar je wél lekker vegetarisch kunt eten.

De eerste avond stuurt de eigenaar van het hostel ons de heilige heuvel op, waar vlakbij het kasteel een volledig vegetarisch restaurant is met de alleen al smakelijke naam Cor de Tangerina. We zien meteen dat ze hier hun neus ophalen voor de standaard vegaprak van omeletten en salades. Hier wordt haute cuisine vegetarisch gekookt.

Om te beginnen krijgen we een heerlijke en goed gekruide groentesoep, waarvan ik de naam ben vergeten, met een bijgerecht van brood, humus met gekonfijte ananas en zelfgemaakte sesamtoastjes. Daarna het hoofdgerecht van rijst met rozemarijn, gegrilde groenten en gerookte tofu in een soort jachtsaus met zongedroogde tomaatjes erbij. Het eten is echt om het bord bij af te likken. Vegetarisch eten zoals het bedoeld is: lekker tot de laatste hap zonder dat je ook maar één keer aan vlees denkt.

Nog meer eten

De laatste avond gaan we naar Manifestis Probatum, een tapasrestaurantje dat we op internet hebben gevonden. Op de kaart staan allerlei vegetarische opties, gemaakt van streekproducten. Hoogtepunt is het toetje: filodeegpakketjes met geitenkaas en wilde bessen en kruimige vruchtentaart uit de oven. Ik drink de favoriete wijn van de eigenaar: een volle, fruitige rode van een kleine lokale producent genaamd Grambeira. Wow, onthouden die naam.

Het werd zo’n avond waarvan je op het einde wil dat hij opnieuw begint. Een goed afscheid van Guimarães, een stad waarover ik alleen nog maar kan zeggen: gaat dat zien en proeven!

Deze blog werd eerder gepubliceerd op Frontaal Naakt

VrouwmetBetelnootBena-2

Flores, mijn eiland

Een lange versie van dit verhaal verscheen als reisreportage in het winternummer van East! Down Under Magazine met als titel “Flores, eiland van tradities en ceremonies”.

“Flores is mijn eiland, en Ngada is mijn thuisland. Ik ben heel blij en trots dat ik jullie rond mag leiden”, zegt Johannes Berchmans met zachte stem. “Wat jullie de komende dagen gaan zien” vervolgt hij zijn veelbelovende introductie, “behoort tot het beste wat Flores te bieden heeft.”

Vanaf Bajawa neemt een kleine bus ons mee op weg door het platteland van de provincie Ngada. Johannes, een vrolijke dertiger met een kort en stevig postuur, is onze gids en zit op een stoel voor in de bus, met in zijn hand een grote, glanzende microfoon. Hij lacht breeduit en stelt ons voor aan zijn collega’s, chauffeur Alfred en tour manager Emil, die beleefd naar ons knikken. Terwijl de bus over de smalle weggetjes door de hooglanden van Bajawa naar het zuiden rijdt, vertelt Johannes ons alles wat we moeten weten over de tradities en het moderne leven van zijn volk.

We rijden langs de flanken van Gunung Inerie, met daartegenaan kleine plukjes houten huizen met rieten daken. Terwijl Johannes de dorpelingen langs de weg begroet, kijk ik uit het raam. Het is een spectaculair uitzicht: de perfect driehoekige gevormde vulkaan steekt met zijn 2200 meter, hoog boven het groene landschap uit.

Even laten zwaaien twee kleine kinderen die aan de andere kant van de weg aan de hand van hun moeder lopen, in de richting van de bus. “Dat zijn mijn vrouw en kinderen!” roept Johannes enthousiast. Ze kijken trots naar hun vader voorin de bus vol toeristen. Aan de andere kant waakt de imposante vulkaan over hun boerenland.

Door de stromende regen bereiken we Bena, een traditioneel dorp, gebouwd tegen de slopen van Gunung Inerie. Zodra de bus stopt, houdt het plots op met regenen. We worden geëscorteerd naar een stenen rand bij de ingang naar het dorp. Er staan twee rijen houten huizen, met hoge, rieten daken, met de ingang naar elkaar toe gebouwd. Ertussen leidt een breed pad omhoog.

In de open ruimte aan het begin van het dorp, staan vernuftig gebouwde miniatuurhuisjes, bedoeld om de voorouders te eren. Aan de rand liggen een aantal bescheiden stenen graven. We lopen helemaal omhoog naar een groot, stenen plateau aan de uiterste rand van het dorp. Vrouwen weven doeken voor de deur van hun huis. Een groepje mannen drinkt koffie. Als de eerste warme regendruppels uit de lucht vallen, haast Johannes ons weer terug naar de bus en rijden we naar Bajawa voor het diner.

De volgende dag vertrekken we al vroeg. Onze stoïcijnse chauffeur Alfred rijdt ons naar het dorp Wakomenge, een paar kilometer van Bajawa. Het is prachtig gesitueerd, in de schaduw van een bergpiek. Kleine kinderen spelen tussen de graven van hun voorouders, en ondertussen bereidt een groep oudere kinderen en volwassenen zich voor op het uitvoeren van een ceremoniële dans.

Na deze prachtige ceremonie rijden we verder naar het oosten. We passeren het dorp Wogo en doorkruisen het Ngakeo-district. Een paar uur later bereiken we het dorp Nangoro. Vanaf hier loopt de weg helemaal langs de kust door naar Ende.

We stoppen in Nangapanda, ook wel Blue Stone Beach genoemd, waar we een frisse duik nemen in de kalme zee. Op het strand verzamelen mensen uit nabijgelegen dorpen blauwe stenen die over het witte zand verspreid liggen. Ze zullen ze verkopen aan lokale kooplui, die ze op hun beurt weer verkopen aan handelaren op Bali en Java. Vanaf daar vinden ze hun weg naar boetiekjes en winkels.

Na een poosje kijkt tourmanager Emil op zijn horloge en legt ons uit dat hij ons naar een specifieke plek langs de kustweg naar Ende wil meenemen. Volgens hem is dat de ideale plek om van de zonsondergang te genieten. “En die wil je echt niet missen!”, verzekert hij ons, “we vertrekken over een half uur, zorg dat je dan weer bij de bus bent”.

Een zachte stem van boven me haalt me uit mijn dagdroom. “Kom, de bus vertrekt over een paar minuten.” Ik open mijn ogen, krabbel op en loop samen met Johannes over het witte zand en de blauwe stenen terug naar de groep.

Als we bijna bij de bus zijn, maak ik stilletjes een belofte aan mezelf: ik kom snel weer terug naar Flores. Precies op dat moment houdt Johannes zijn pas in, draait zich naar me toe en toont zijn brede lach. Alsof hij me gehoord heeft, zegt hij: “Volgens mij vind je het mooi hier op mijn eiland.” Ik zeg niets, maar lach slechts breeduit terug.

KunstuitHotelK-1

Kunst uit Hotel K

KunstuitHotelK-2Artikel over het project Art from Prison in de Kerobokan gevangenis op Bali. In gesprek met kunstenaar Nico Vrielink en ter doodveroordelde Myuran Sukamaran – voor Moesson – juni 2012.

bloged

In beeld: Zuid-Sulawesi 2012

Locatie: Turatea, Jeneponto – Datum: 10 maart

Vrijheidsmonument, ter ere van de onafhankelijkheid van Indonesië (c) Ed Caffin

Anwar, 15 jaar en groot fan van het Nederlands voerbalelftal (c) Ed Caffin

Indonesië werd in 1945 onafhankelijk. Er woedde echter tot 1949 een bloedige strijd, waaronder in Zuid-Sulawesi. Een deel van die oorlogsgeschiedenis is door Nederland in de doofpot gestopt. Lees hier meer over de doofpot-affaire inzake Zuid-Celebes (nu Zuid-Sulawesi) en de publiekelijke oproep van I3-er Kirsten Vos om die doofpot eindelijk eens te openen.

Deze blog verscheen eerder op Indisch 3.0